Zo vaak heb ik me afgevraagd wat ik eigenlijk aan het doen was. Zo trekkend van de ene plek naar het andere. Into the unknown. Bijna blind navigerend door het leven. Nauwelijks produceren, geen geld verdienen, familieleden met grote vraagtekens boven hun hoofden achterlaten... En toch blijf ik voelen dat dit ergens goed voor is. Meer nog, dat dit essentieel is, nodig op mijn levenspad.
Zowat alles wat ik doe in het leven vertrekt van de vraag: klopt dit voor mij? Kan dit me dichter brengen bij mezelf, bij mijn hart, bij mijn innerlijke vrijheid en waarheid? Is het antwoord ja, dan ga ik ervoor. In vertrouwen. I trust my guts. Niet dat ik niet vloek op de uitdagingen onderweg. Ik kan me tussen de geluksmomenten door ook best gefrustreerd voelen. Vooral omdat ik graag productief ben en ik dat in deze hele periode nauwelijks lijk te zijn. Ik wilde in dit hele proces een boek schrijven, een lijvig werk, zoiets waar je twee jaar tijd voor uittrekt. Maar ik geraak geen pagina verder. Ik ben het zo gewend om lekker te kunnen doorkachelen, zoals ze dat in Nederland zeggen. Hoe vaak zette ik me vroeger om 11u aan de laptop en zat ik daar 10u later nog. Ploeterend en puzzelend, tot een artikel of dossier af was. Wow, wat een adrenaline gaf dat. Het kan zo’n deugd doen iets neer te zetten, in de vorm.
In plaats van in de vorm te zetten lijkt het in tegendeel een proces van ‘uit de vorm halen’. Alsof je uiteenvalt in plaats van opbouwt.
Maar wat zet je in de vorm als je reist door het onbekende? In plaats van in de vorm te zetten lijkt het in tegendeel een proces van ‘uit de vorm halen’. Alsof je uiteenvalt in plaats van opbouwt. Alsof je samen met je oude gewoontes en routine ook je oude referenties loslaat, en de beelden van jezelf en wie je denkt te zijn. “Soms voel ik me een rups die in zijn cocon ontbindt en verwordt tot vormeloze massa, brei, vloeistof, moleculen, bouwstenen”, zeg ik tegen Ton, als ik me een paar dagen door een onbestemde neerslachtigheid ploeter en overvallen word door een enorme huilbui. “Vooral hier, in Montségur, is het alsof ik die diepste bodem raak. Ik kan me soms zo leeg voelen. En niet een leegte als in hehe, dat doet deugd, maar een leegte als in depressie, als in stuck in the mud, als in: geen enkele impuls meer om een richting uit te gaan.”
Gelukkig word ik op zo’n moment omringd door mensen die gewoon luisteren. En die het proces aanvaarden zoals het zich toont, zonder oordeel. Wetend dat het morgen weer anders kan zijn. Die het zelfs positief vinden, die momenten van machteloos niet-weten. En die niet zeggen: tja, kind, het wordt inderdaad tijd dat je weer eens wat geld gaat verdienen.
“Vroeg of laat komt er een einde aan jullie vakantie”, schreef mijn moeder me enkele dagen geleden – als deel van een intensieve mailwisseling die we aangegaan zijn in de hoop elkaar beter te begrijpen. En dan glimlach ik door mijn weariness heen. En denk ik: ach ja, zo zien anderen onze reis: als een lange vakantie. Een time out. Even ertussen uit. En daarna weer back to normal, back to work. De verplichting om vroeg of laat weer ‘aan het werk te gaan’ – en wat dat dan betekent – is zo ingebakken in ons systeem.
“En wat als dit hele proces nu eens het belangrijkste werk blijkt te zijn dat ik in mijn leven zal hebben gedaan?” schreef ik mijn moeder terug. Niet als retorische vraag, meer als denkuitdaging, ook voor mezelf.
“Ik hoop het voor jou”, antwoordt ze moederlijk. “Sommige denkers, filosofen, spirituele leiders… zeggen inderdaad dat we pas in de diepste ontreddering de gratie krijgen, dat ontreddering het begin is van de renaissance.” Ook mijn moeder is een zoekende ziel die steeds weer probeert te begrijpen – door haar ervaringen en haar kinderen heen.
Ik ben haar dankbaar. Voor haar vragen en voor haar begrip. Want daardoor laat ik me die dagen nog verder ontbinden in mijn winterse rupsencocon. Als ik geen schijn meer hoef op te houden voor mijn moeder, hoef ik ook geen schijn meer op te houden voor mezelf.
Als ik geen schijn meer hoef op te houden voor mijn moeder, hoef ik ook geen schijn meer op te houden voor mezelf.
En dan plots, hoe gek, een ommekeer. Want net op het punt dat ik uiteengevallen lijk in vormeloze brij, begint Anaiya, yoga teacher en mijn gastvrouw hier in Montségur, ineens aan een nieuwe online reeks. Geen echte ochtendyoga deze keer, maar een soort van Body Awakening, van 7 tot 8u ’s morgens, 21 dagen lang. En neemt ze mij, en Ton, en haar online publiek, mee in de ervaring van het creatieproces, de ontstaansgeschiedenis van een cel. En vraagt ze ons om ons – nog half slaperig van de nacht – in te beelden dat we die eicel zijn, die de eierstok verlaat en de zaadcel toelaat zich te bevruchten – of vanuit de mannelijke kant: de zaadcel die zich klaarmaakt voor de grote competitiestrijd – en hoe we onszelf als bevruchte eicel weer ontwikkelen en opbouwen from scratch. En vraagt ze ons om dat niet alleen te bedenken, in beelden, maar ook te bevoelen, en uiteindelijk in een derde stadium gedachteloos te belichamen – via dans en bewegingen, geleid door meesterlijke inspirerende en alles overnemende muziek.
Hoe wonderlijk. Hoe passend voor de fase waar ik juist nu inzit. Hoe voorzienend van het leven om me dit aan te bieden, die bewuste reconstructie van cellen, net nu ik helemaal tot op de cel ontbonden leek. Cellen, die door deze ochtendsessies weer tot vol bewustzijn mogen komen, en zichzelf weer mogen ontwikkelen en samenstellen tot iets nieuws. De vlinder in wording, om in de rupsanalogie te blijven. Maar nu bewust geprogrammeerd met heel nieuwe informatie. Zelfliefde, en verbinding met de baarmoeder, en levenslust, en vertrouwen, en dankbaarheid, en al die dingen die ik als embryo destijds gemist heb. “Het leven geeft exact wat je nodig hebt”, kreeg ik jaren geleden mee. “En wanhoop niet, heb geduld, ook al duurt een proces lang, er is voor alles een divine timing.” Op zulke momenten ervaar ik die magische voorzienigheid meer dan ooit.
Zitten we niet met z’n allen in eenzelfde soort proces? Dat ontbindingsproces van loslaten, niet meer weten waarop en waaraf...?
Zitten we niet met z’n allen in eenzelfde soort proces – vraag ik me die ochtend af als ik mijn matje weer oprol. Dat ontbindingsproces van loslaten, niet meer weten waarop en waaraf. Ons afvragend wie we zijn binnen ons bestaande systeem. Welke job we te doen hebben. Twijfelend of wat we doen nog productief is, nog ergens toe leidt? En of we niet alles moeten durven loslaten – alle overtuigingen die misschien passé zijn, niet meer dienen, maar ook alle illusies, alle valse geloften – om opnieuw te beginnen…? Om ons weer samen te stellen tot een nieuwe mens 2.0., beter afgestemd op wat de toekomst nodig heeft?
En worden we niet allemaal uitgenodigd om ons in de ontreddering die we misschien voelen, over te geven aan grace, aan datgene dat meer weet dan onze beperkte persoonlijkheid en dat weet wat er wil gebeuren. En dat ons de hand reikt – uit misschien onverwachte hoek. De impuls van het leven zelf die ons diep vanbinnen leidt. En mogen we ons dan langzaam weer opbouwen, vanuit een hervonden godsvonk. Een vlammetje diep vanbinnen. Een innerlijke stem of overlevingsinstinct dat weet hoe je dat doet, weer opstaan, weer ontstaan. Droomt niet elke kruipende rups ervan ooit als vrije vlinder de vleugels te kunnen uitslaan?
Droomt niet elke kruipende rups ervan ooit als vrije vlinder de vleugels te kunnen uitslaan?
“Hier is het al drie dagen mist”, schrijft mijn moeder nog, mistroostig. “En hoe is het bij jullie?”
“Volle zon, mama”, antwoord ik. “Volle zon. Maar de lucht blijft bevroren."
Hoe uitnodigend het licht aan de horizon ook is, het echte vuur zal toch van binnenuit moeten komen.
Comentarios