‘We want you to be happy’, zeggen de gidsen Mussa en Wail afwisselend, als we het programma van de dag bespreken en ze ons de keuze geven uit een aantal mogelijkheden. We moeten erom lachen. Deels omdat ze zeggen ons happy te willen maken en de vrije keuze te geven, maar ons uiteindelijk zelf dan telkens toch – vrij dwingend – een bepaalde richting uit sturen. Deels omdat ze het zo vaak zeggen dat het gaat lijken op de goedkope slogan van een reisbureau.
Zijn we happy? We beraden onderling wat we willen. Of we op een plek willen zijn of niet. Zo belanden we de ene dag aan de ruïnes van een tempel gebouwd door Hatsjepsoet en verbouwd door Echnaton, farao’s van de 18de dynastie die het Nubische land hebben veroverd. Tot onze verbazing ontmoeten we er een klas kinderen die contact met ons zoeken alsof we oude bekenden zijn. Enkele meisjes grijpen onze handen en laten niet meer los. We zetten ons rond de offersteen in het midden van de tempel, een grote ronde steen met kuiltjes. Ik leg een steentje in een kuil en zeg dat ik hierbij een wens doe voor hen. Een meisje doet me na, raapt een steen op en vult er eveneens een kuiltje mee. De andere kinderen volgen haar voorbeeld. Samen vullen we de offersteen met wensen. Eenvoudig en met de glimlach. Een van de meisjes zegt via haar lerares dat ze wil studeren voor arts. Ik leg mijn hand op haar hartje en zeg dat ik dat van harte voor haar wens. Het valt me op hoeveel vrouwen willen studeren voor arts in dit land, ik hoor het meerdere malen. Het is duidelijk wat de grootste noden zijn.
De volgende dag stoppen we aan Gebel Barkal, de ‘heilige berg’. Onderaan ligt een tempel van de godin Hathor. Omdat we ziek zijn, lopen enkel Marcel en Monique de berg op tot aan de top. Met de hele groep doen we de volgende ochtend spontaan een klein ceremonieel onderaan de berg. Ik zie voor mijn geestesoog hoe het vrouwelijke weer opstaat in het land, alsof het al die tijd gewoon ondergronds heeft liggen wachten om gewekt te worden. De gids, die ook archeoloog is, en ons de dagen daarvoor een beetje argwanend in de gaten hield, volgt ons van op een afstandje. ‘Hoe wisten jullie dit?’ vraagt hij Ton na afloop, geëmotioneerd. ‘Hoe wisten jullie dat dit het oude ritueel was dat door koningen precies op die plek gedaan werd in ons land?’ Wij wisten dit niet, niet met ons hoofd. We volgen ons lijf en doen wat we spontaan voelen dat wil gebeuren. ‘Dank je voor wat je doet voor ons land’, zegt hij nog, ontroerd.
En zo vallen we één voor één uit onze rol. Wij uit onze rol van westerling en toerist. Zij uit hun rol van perfecte en toegewijde gastheren.
En zo vallen we één voor één uit onze rol. En uit onze comfortzone. Wij uit onze rol van westerling en toerist. Zij uit hun rol van perfecte en toegewijde gastheren. Hoe verder we Soedan in dalen, hoe meer ons leven herleid wordt tot een soort essentie. Mensen zien er hier happy uit, maar ik weet dat het leven hier niet makkelijk is. Vijftig procent van de mensen leven in armoede, vertelt Mussa me terwijl we wegwandelen van de piramides van Meroe, en in de reisgids lees ik ook dat er nog veel verdoken slavernij is in het land.
Als we na enkele dagen woestijn in Khartoum aankomen, voelen we ’s nachts ook de zwarte onderstroom van de stad, en beseffen we hoe duister en goor de onderwereld hier is, hoe de stad – als enige doorgang door de Sahara – heimelijk draaischijf is van verschrikkelijke zaken, zoals vrouwen- en kinderhandel. We hebben ons de afgelopen dagen erg veilig gevoeld, hartelijk welkom geheten door vrolijke Soedanezen, maar als we in de donkere uren contact maken met onze onderbuik voelen we hoe relatief dit is. Naïviteit is niet aan de orde in dit soort landen, en sowieso niet in deze tijden, ervaar ik steeds meer.
En toch voelt het land overdag als we erdoor reizen rustig, zacht en veilig aan. Onze begeleiders zijn erg toegankelijk en lief, humoristisch, joviaal, bij de pinken. Ze hebben stilaan door dat we makkelijk happy te krijgen zijn, dat we niet per se van de ene site naar de andere moeten hollen, maar dat we vaak al genoeg hebben aan een theetje drinken met de locals. We zijn voelers. We beleven een land meer met ons hart dan met onze ogen, ook al genieten we natuurlijk van wat we zien. De uitgestrekte zandvlakten, in een palet aan aardekleuren, soms witgeel, soms bijna oranje. Soms doorspekt met stenen en ruw, soms zacht glooiend als een fluwelerige vlakte, alsof er nog nooit een mens in gelopen heeft. De zwarte heuvels die ons doen denken aan oude tijden. De locals die met hun mooie witte tanden stralend naar ons lachen, de jonge meisjes die giechelend contact zoeken, de kleurige tentjes met koopwaar die ons vrolijk stemmen...
Ankh is bijna de hele reis ziek en voelt ook een diep verdriet, om een florerende en verfijnde beschaving die ooit was en niet meer voelbaar is in de ruwheid en armoede die we zien.
En toch gaat het er niet om foto’s te maken en door te lopen. We willen ervaren wat een plek met ons doet, waar het ons beroert, waar het ons raakt, op een mooie of pijnlijke manier. Ankh is bijna de hele reis ziek en voelt ook een diep verdriet, om de besnijdenis van vrouwen en andere pijnen die Soedanese vrouwen moeten doorstaan, maar ook om een florerende en verfijnde beschaving die ooit was en niet meer voelbaar is in de ruwheid en armoede die we zien. Ton voelt 's nachts een diepe angst om de onveiligheid die mensen hier moeten ervaren. Nauwelijks zes maanden geleden vond in Khartoum nog de ‘Khartoum massacre’ plaats, waar honderd mensen in een vreedzaam protest gedood werden en zeventig vrouwen verkracht door het leger, onder de noemer ‘Breaking the girls’. Wellicht omdat – zo lezen we later in een artikel – de reactie tegen het regime vooral aangedreven wordt door jongeren en vrouwen. En als je eigen regering je niet beschermt, tot wie kan je je dan nog richten?
Commentaires