‘Mag ik even checken hoe jij precies staat tegenover het vaccin?’, vroeg de vriendin aftastend, toen we elkaar na lange tijd terugzagen. ‘Het is maar dat mijn neus er al zo vaak afgebeten is dat ik tegenwoordig even check of ik nog normaal mag uitwisselen met iemand, of beter gewoon zwijg.’
Nu heb ik zelf geen uitgesproken mening in verband met het vaccin. Ik stel me wel veel vragen – wat me logisch lijkt in zo’n overrompelend en globaal gegeven – en ben stiekem blij dat ik zelf nog niet bij de te vaccineren groep hoor, wat me meer tijd geeft om het aan te kijken. Ik neem sowieso weinig medicatie, maak al heel mijn leven exotische reizen met vooral extra vitaminen en supplementen in mijn lijf om mijn weerbaarheid te versterken, en probeer dat in deze situatie ook te doen. Als ik ergens een duidelijke mening over heb, is het dat ik van nuance hou en dus sowieso een voorstander ben van een pluralistisch debat. Dus iedereen die niet enkel zijn of haar grote onwrikbare waarheid komt deponeren om verder alle andere ideeën af te schieten, is welkom bij mij. Whichever way you think. Stel ik mijn vriendin gerust. Want ik herken haar voorzichtigheid. Een debat is fijn, maar afgeslacht worden minder. ‘Die agressiviteit naar elkaar toe baart me eerlijk gezegd meer zorgen dan het virus of vaccin zelf’, zeg ik haar. ‘En het lijkt wel of we wat dat betreft in een soort stroomversnelling terecht zijn gekomen.’
Sinds het vaccindebat wordt steeds zichtbaarder hoe dat groeiende wantrouwen een kloof slaat tussen mensen, en hoe pijnlijk dichtbij die kloof soms komt.
Die onderstroom van wantrouwen was natuurlijk al lang aan het groeien. Wat mogen we nog geloven, wie spreekt de waarheid, wie manipuleert uit geldgewin, wanneer spreekt wetenschap en wanneer ideologie, wie is een klokkenluider en wie een fantast…? We vroegen het ons al langer af. Maar sinds het vaccindebat wordt steeds zichtbaarder hoe dat groeiende wantrouwen een kloof slaat tussen mensen, en hoe pijnlijk dichtbij die kloof soms komt. Ineens dreig je zelfs binnen je eigen gelederen in een extreem hoekje te worden geduwd. Dan stel je wat kritische vragen en ben je opeens een anti-vaxxer. Of dan laat je je vaccineren en brandmerkt een vriend je opeens als nestbevuiler. Ai, denk ik dan. Tu quoque, Brute? Alsof we zelfs de nuance in elkaars woorden niet meer kunnen herkennen of verdragen. Of is juist de nuance te bedreigend? Maakt iets niet 100% weten ons zo bang dat we er agressief van worden en wild om ons heen gaan slaan?
Zo lijkt het althans. Ik zie in stijgende mate hoe collega’s uit eenzelfde sector elkaar verbaal belachelijk proberen te maken en intellectueel proberen te overtroeven, in de hoop de enige echte waarheid te hebben gepropageerd. Ik zie hoe mensen die ‘ik ben liefde’ roepen, onverdraagzaam beginnen te schreeuwen tegen elkaar. Ik zie zelfs hoe broers en zussen elkaar beginnen te wantrouwen in plaats van elkaar vanuit oprechte bezorgdheid te benaderen. Hoe is het toch zo ver kunnen komen?
Zelf viel ik gisteren van mijn stoel omdat ik via via hoorde dat iemand die me heel dierbaar is, op het punt stond om me in een hokje te duwen. Het heeft me een halve nacht doen nadenken. Over wat vaagheid en achterklap en vermoedens met een mens doen. Over hoe makkelijk een sfeer van wantrouwen wordt gecreëerd. Blijkbaar hangt er iets zodanig verziekends in de lucht dat zelfs mensen die elkaar kort geleden nog erg apprecieerden aan elkaar gaan twijfelen. Meer nog dan over een mening, gaan ze twijfelen aan iemands persoonlijkheid: wie ben jij geworden? Ben je dan niet meer diegene die ik dacht dat je was? ...
Dat krijg je als je elkaar al een jaar nauwelijks kan zien, horen, fysiek voelen en ervaren, denk ik dan. Dan ga je vermoeden. En oordelen.
Dat krijg je als je elkaar al een jaar nauwelijks kan zien, horen, fysiek voelen en ervaren. Dan ga je vermoeden.
Nu zou ik van zo’n roddel zelf ook wantrouwig en reactief kunnen worden en een mooie band opblazen. Maar no way, dacht ik ineens vannacht en zat van slag rechtop in bed. No way dat ik coronitis mijn dierbare vriendschappen laat aantasten. Want het zijn juist die essentiele vertrouwensbanden die we nodig hebben in het leven. Morgen pak ik de telefoon en bel ik hem gewoon, besloot ik. Om even bluntly te checken wat ervan aan is. Laten we daar waar we kunnen wat duidelijkheid brengen in de vaagheid.
Waarom zijn we toch zo argwanend naar elkaar, lag ik me woelend af te vragen. Hebben we dan zo'n acute nood aan bevestiging? Willen we kost wat kost van iedereen horen dat onze levenskeuzes juist zijn? Of is er iets anders aan de hand? Heeft corona ons zover uit elkaar gedreven dat we verwoede pogingen doen om elkaar te bereiken? Kwetsen we elkaar daar waar het pijn doet en laten we onszelf diep in het hart raken, als ultieme poging om elkaar ondanks de afstand toch nog te voelen?
Zou het dat laatste kunnen zijn? En zo ja, is het dan niet belangrijk dat we ons bewust zijn van wat we doen? En is er dan geen betere manier om dat contact te bewerkstelligen?
Let's be brutally honest. Laten we eens ongemeen eerlijk zijn. Naar onszelf toe, en naar elkaar toe. Volgens de regels van de geweldloze communicatie, wel te verstaan.
Misschien wel, bedenk ik me. Mijn vriend en ik hebben best wat conflicten de laatste dagen, maar ze werpen vrucht af. Omdat we een bepaalde term zijn gaan waarderen: to be brutally honest. Laten we eens ongemeen eerlijk zijn. Naar onszelf toe, en naar elkaar toe. Volgens de regels van de geweldloze communicatie, wel te verstaan. Niet elkaar de huid volschelden omdat dat oplucht, maar heel eerlijk verwoorden wat in je hart leeft. Hoe rauw het ook mag klinken. Dat is niet makkelijk. Het is kwetsbaar en het kan ferm pijn doen. Het kan soms maken dat alles op springen lijkt te staan. Maar het maakt ook dat harten openbarsten waar ze al jarenlang of een heel leven vastzaten. Het maakt dat een veel diepere laag aangeboord kan worden, en er op een veel steviger basis kan worden verdergebouwd. En dat is nuttig. Zeker in onzekere tijden waarin wankele bouwwerken instorten, de valse houvast wegvalt, en we dieper moeten gaan tasten naar onze eigen fundamenten.
Ik herinner me een periode in mijn leven, waarin ik alle houvast kwijt was. Een grote illusie waarin ik sterk had geloofd, bleek onwaar. Ik voelde me als van god los, totaal verloren. De grond die wegviel onder mijn voeten. Een gevoel van gek worden. Ik herinner me dat ik me, na een lange nacht van huilen en verloren zijn, ’s morgens letterlijk vastklampte aan mijn boterham. En hoe dat me hielp om te blijven staan. En hoe ik mezelf de dagen daarna heel confronterende vragen moest durven stellen.
Misschien zijn deze tijden wel een uitnodiging om dat weer te doen. Eén: rust vinden in die kleine dingen uit het dagelijkse leven die ons houvast geven. Dingen die we kunnen zien, betasten, voelen, ervaren, waardoor we weten dat ze waar zijn. En twee: het hart durven uitkerven om uit te spreken wat daar werkelijk leeft. Gevoelens, vragen, bezorgdheden... Naar jezelf toe, naar familie, naar vrienden, naar partners, maar ook naar collega’s, waarom niet – en naar elke ontmoeting die je naar waarde schat. En als je bezorgd bent om een dierbaar iemand, of iets vermoedt dat je troebleert, gewoon even contact opnemen en checken hoe het nu zit. Sans rancune. Desnoods om samen te bezegelen dat het oké is om het niet te weten, of om het niet eens te zijn met elkaar. Let’s agree to disagree. Daar kunnen essentiele vertrouwensbanden tegen – meer nog: ze worden er beter van. Net als je geestelijke gezondheid overigens. Laat deze onzekere tijden ons niet letterlijk gek maken in het hoofd.
Niet vermoeden dus, niet veronderstellen, maar checken. Vriendelijk weliswaar. Want die neus ga je nog even nodig hebben.
Comments